NIEUWS

Minister schrikt van wanorde departementen en bevestigt acht maanden na dato conclusies ‘Ondraaglijk Traag’


De wettelijk voorgeschreven Wob-termijnen worden in veel gevallen niet gehaald. Dat schrijft minister Hanke Bruins Slot van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in een brief aan de Kamer, waaraan ze toevoegt dat dit een onwenselijke situatie is. Ook concludeert ze dat de informatiehuishouding van ministeries te wensen overlaat. Hiermee bevestigt de minister de bevindingen die Open State Foundation en IMI in het rapport ‘Ondraaglijk Traag’ in januari al publiceerden.

Op 13 september informeerde de minister de Tweede Kamer over de afhandeling van Wob-verzoeken binnen ministeries. Na rondvraag bij alle ministeries over de doorlooptijden van Wob-verzoeken in 2021 komt de minister tot een pijnlijke conclusie: de wettelijk voorgeschreven maximale termijnen voor het beantwoorden van Wob-verzoeken worden schrikbarend vaak overschreden. 

Deze conclusie trok Open State Foundation in samenwerking met het Instituut Maatschappelijke Innovatie (IMI) afgelopen januari al in het rapport ‘Ondraaglijk Traag’. Uit dit onderzoek blijkt dat in 2021 bijna 80% van alle Wob-verzoeken niet binnen de wettelijke maximale termijn is afgehandeld. Uit de rondvraag van de minister komen soortgelijke cijfers naar voren: slechts 21,2% van alle Wob-verzoeken wordt binnen de wettelijke termijn beantwoord. In 2021 lukte het ministeries dus al niet om zich aan de maximale wettelijke termijnen te houden, en sinds 1 mei 2022 zijn deze termijnen nog verder verkort. 

Ook laten de cijfers van de minister zien dat acht van de 12 ministeries meer dan de helft van de ontvangen Wob-verzoeken niet binnen de wettelijke of afgesproken termijn afhandelen. Hier refereert de afgesproken termijn aan afspraken tussen de indiener van het verzoek en het ministerie over het afhandelingsproces van het informatieverzoek. Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit komt het slechtst uit de verf: 87% van de Wob-verzoeken die bij dit ministerie binnenkomen, worden zowel buiten de wettelijke als de afgesproken termijn afgehandeld. 

Hoewel de minister erkent dat deze cijfers “onwenselijk” zijn en actie vereist is, schrijft ze deze resultaten ook deels toe aan het feit dat de informatieverzoeken die ministeries ontvangen vaak complex en omvangrijk zijn. Uit het onderzoek van Open State en IMI bleek echter dat het wel meevalt met hoe omvangrijk Wob-verzoeken zijn: 58% van de Wob-verzoeken wordt afgehandeld door maximaal 50 pagina’s aan informatie te leveren. 

De stand van zaken omtrent openbaarheid en toegang tot overheidsinformatie in Nederland lijkt dan ook vooral het resultaat te zijn van gebrekkige informatiehuishouding. De minister observeert in haar Kamerbrief: “Ministeries blijken hun processen bij de afhandeling van informatieverzoeken op verschillende wijzen te registreren. … Een aantal ministeries heeft (…) bepaalde gegevens handmatig moeten uitzoeken, wat de kans op eventuele fouten vergroot. Bij een aantal andere ministeries bleek het helemaal niet mogelijk om bepaalde gegevens te kunnen leveren.” Deze praktijken belemmeren een open en transparante overheid, kenmerken die volgens Open State essentieel zijn voor een goed functionerende democratie. 

Deze observaties onderstrepen dus nog eens het belang van een gestandaardiseerde informatiehuishouding om de openbaarheid en toegankelijkheid van de Nederlandse overheid te bevorderen. De minister kondigt in haar Kamerbrief aan onderzoek te doen naar een Rijksbreed dashboard informatiehuishouding, en lijkt zich daarmee aan te sluiten bij de missie van Open State om de toegankelijkheid van informatie binnen de Nederlandse overheid te bevorderen.