De Nederlandse politiek verkeert in een crisis. Politiek en bestuur genieten in Nederland traditioneel veel vertrouwen onder de bevolking, maar de toeslagenaffaire, de Rutte-doctrine en het selectieve geheugen van onze premier hebben voor een ommekeer gezorgd. Het blijkt dat Rutte – buiten het zicht van het publiek – open stond voor lobby om de dividendbelasting af te schaffen, dat de Belastingdienst discriminerende algoritmen gebruikte en dat verkenners een deal bespraken om een kritisch Kamerlid te pacificeren.
Terecht klinkt nu de roep om transparantie; niet alleen van het formatieproces, maar van het hele openbaar bestuur. Tegelijkertijd zwelt ook het tegengeluid aan; we zouden niet alles moeten willen weten en vertrouwelijkheid zou de smeerolie van het Binnenhof zijn. Deze uitingen gaan eraan voorbij dat er echt een probleem is met overheidstransparantie in Nederland. Niemand zal ontkennen dat een onderhandelaar recht heeft op zijn of haar persoonlijke notities. Maar het gaat om veel meer.
Nederland doet het qua openheid namelijk niet goed. In de Right To Information-rating staan we wereldwijd 73ste. In ons land is 80 procent van de Wob-verzoeken na 56 dagen nog niet afgehandeld (in Noorwegen binnen 5 dagen). Nederland is voor zijn lakse houding ten opzichte van lobby en belangenverstrengeling meerdere malen op de vingers getikt door de Raad van Europa.
Dit gebrek aan transparantie komt voort uit onze typische politieke cultuur. Zo’n honderd jaar lang werd die gekenmerkt door verzuiling: de elites van de zuilen overlegden onderling en gunden elkaar dingen. Dat systeem maakte plaats voor het poldermodel, waarin werkgevers, werknemers en overheid hetzelfde deden. Beide modellen zorgden voor stabiliteit, met als keerzijde ondoorzichtigheid. Inmiddels is de maatschappij een stap verder. Mensen passen niet meer in oude hokjes; we zijn lossere individuen met wisselende belangen geworden. Bij zo’n ‘geatomiseerde’ maatschappij hoort openheid.
Het goede nieuws is: de techniek maakt het mogelijk. Digitalisering biedt ongekende mogelijkheden voor informatiedeling en co-creatie. Die leiden weer tot meer vertrouwen, effectievere controle en beter beleid. Bovendien zorgen open overheidsdata voor economische waardevermeerdering in de maatschappij.
Maar zover zijn we nog niet. Neem twee actuele voorbeelden: verkiezingen en lobby. Voor de afgelopen Tweede Kamerverkiezingen heeft Open State Foundation de website ‘Waar is mijn stemlokaal’ ontwikkeld. Daar was kennelijk behoefte aan; de site werd zo’n 700.000 keer geraadpleegd. Ook bedachten we een project om de verkiezingsuitslagen snel als open, doorzoekbare data beschikbaar te stellen. Nederland kent namelijk een archaïsch model van een commerciële organisatie (ANP) die eerst de uitslagen bekend maakt, veel later gevolgd door de Kiesraad. Ook hieraan bleek behoefte: media maakten analyses op basis van de geopende data, waaronder de constatering dat ongeldige briefstemmen niet werden meegeteld. Maar het valt moeilijk uit te leggen dat cruciale democratische informatie niet door de overheid maar door een NGO wordt geopend.
Hetzelfde geldt voor lobby. Lobbyen is positief als hierdoor de stem van buitenaf meeklinkt in politieke besluitvorming, maar dan moeten we wel kunnen weten wie bij bewindspersonen hebben gelobbyd. Uit onderzoek van Open State Foundation dat onlangs verscheen bleek dat ministers tegen de regels in hun externe afspraken belabberd bijhouden. Maatschappelijk vertrouwen kun je zo wel vergeten.
Er is kortom informatie die niet open is, maar waar de burger in een democratie wel recht op heeft. De enige manier om uit de huidige crisis te komen is werkelijk transparant zijn. De Wet open overheid, die al negen jaar wordt getraineerd, ligt momenteel weer voor behandeling bij de Eerste Kamer. Als het nieuwe kabinet deze wet actief steunt en transparantie op bovengenoemde onderwerpen oppakt kan het vertrouwen wellicht herstellen en de Nederlandse democratie haar vitaliteit hervinden.
Serv Wiemers, directeur Open State Foundation