Deze column van Tom Kunzler verscheen op 25 oktober in iBestuur.
De Rijksoverheid propageert dat alle informatie open dient te zijn, tenzij er zwaarwegende redenen zijn om dat niet te doen. Informatie over totstandkoming van besluiten, informatie waar ons belastinggeld naartoe gaat en informatie of de overheid beloftes wel nakomt, zijn vitaal voor de werking van onze democratie. Maar wie voelt zich in Nederland nu écht verantwoordelijk voor het beschikbaar stellen van deze informatie zodat deze goed bruikbaar is voor inwoners, journalisten, belangenorganisaties en overheden?
In een recente bijdrage op iBestuur vragen Annemarie Balvert en Gijs van Maanen van de Universiteit van Tilburg zich af of open data een goede oplossing is voor versterking van de democratie. Helpt deze informatie de democratie nu écht? En hoe toepasbaar is de informatie in het alledaagse bestuur? Zij constateren, terecht, dat open data-projecten een hoog experimenteel karakter kennen en dat ze nog niet altijd direct de democratie versterken. Waar komt dat dan door? Voornamelijk door drie zaken: gebrek aan regie, een verkeerde focus en geduld.
Regie op transparantie gezocht
Nederland is een eenheidsstaat, maar toch is de autonomie van lagere overheden een welhaast heilig begrip. Dit leidt bij het ontsluiten van informatie vooral tot verleiden, in plaats van tot verplichten. Maar om open data in te zetten voor de versterking van de democratie is een strakkere regie nodig. De gemeente is de bestuurslaag die het dichtst bij de burger staat en krijgt ook steeds meer verantwoordelijkheden, en daarmee budgetten, toegewezen. Dit stelt hogere eisen aan de controlerende taken van raadsleden, journalisten, belangenorganisaties, maar ook aan (lokale en regionale) rekenkamers.
We zien echter dat raadsleden een relatief magere vergoeding krijgen en dat de lokale journalistiek vaak geen geld of tijd heeft om op de publieke tribune te zitten. Voor al deze groepen zou een makkelijkere toegang tot informatie vereist zijn. Hoe kunnen zij eenvoudig het digitale kaf van het koren scheiden? Open data kan daarbij helpen en als Open State Foundation proberen wij geïnteresseerden daarin ook te ondersteunen. Bijvoorbeeld door het opzetten van projecten als Open Spending, PoliFLW, Open Wob en Open Raadsinformatie.
Deze en andere projecten vallen of staan bij goed bruikbare data. Daarbij spelen wel een aantal vragen. Zijn er standaarden afgesproken tussen overheden, hergebruikers en softwareleveranciers? Kunnen alle overheden dezelfde type informatie toegankelijk maken via één voordeur, in plaats van tientallen afzonderlijke websites? Niemand wil immers dezelfde datasets bij 380 gemeenten opvragen en standaardiseren. En kunnen overheden de informatie samen met gebruikers verbeteren? Vaak willen gebruikers de informatie net iets anders zien dan dat de overheid de informatie aanbiedt.
In Nederland zijn overheden, koepelorganisaties, het ministerie van Binnenlandse Zaken en Forum Standaardisatie verantwoordelijk voor beleid rondom transparantie, open data en standaardisatie. Maar deze gedeelde verantwoordelijkheid leidt ook tot onduidelijkheid en traagheid. Wie is nu écht verantwoordelijk? Wie gaat dat bekostigen? En wat moet en wat mag? Terwijl juist transparantie gebaat is bij duidelijkheid en strakkere regie. Op dit moment hebben de beste kinderen van de klas last van de achterblijvers. Want vaak wordt jouw dataset pas interessant en bruikbaar in combinatie met die van de buurgemeenten. Dat blijkt ook uit onderzoek van Civity en Open State Foundation naar de adoptie van de High Value Datalijst door gemeenten.
De High Value Datalijst is een lijst van 26 datasets waarbij gemeenten wordt aangeraden deze te ontsluiten. Uit de steekproef blijkt dat er van de 36 ondervraagde gemeenten slechts vijf gemeenten zijn die meer dan 5 sets van deze lijst publiceren. Deze gemeenten behoren allen tot de 40 grootste Nederlandse gemeenten. Op zicht niet vreemd, want het blijft immers een inspiratielijst. Niks moet en alles mag. Toch is meer centrale regie en coördinatie wel wenselijk. Bijvoorbeeld vanuit een organisatie die interbestuurlijk bekijkt welke data overheden beschikbaar zouden moeten stellen, organisaties ook om tafel zet, afspraken coördineert en vervolgens ook nog eens een handhavende rol heeft.
Gelukkig zijn er twee ontwikkelingen die zorgdragen voor meer regie. Allereerst de Wet open overheid. Deze initiatiefwet van GroenLinks en D66 wordt op dit moment samen met het ministerie van Binnenlandse Zaken herzien en gaat binnenkort opnieuw naar de Kamer. Deze wet legt een grotere focus op actieve openbaarheid en benoemd ook informatiecategorieën die actief openbaar moeten zijn. Een tweede ontwikkeling is de Omgevingswet. Vanwege die wet moet meer informatie over ruimtelijke plannen actief openbaar gemaakt worden, conform standaarden.
Beide wetten zullen zorgen voor een sterke impuls in het aantal beschikbare en bruikbare datasets. Ook zorgt de uitvoering van de wetten voor meer regie. Dit is dan ook een mooie kans om deze regie breder en duurzaam op te zetten en te laten gelden voor de complete informatiehuishouding van Nederlandse overheden en publieke instellingen. Maar welke organisatie voelt zich geroepen om deze nobele taak op te pakken?
Wie is de doelgroep van open data?
Wie wel eens een open dataset heeft bekeken op data.overheid.nl zal het opgevallen zijn dat deze informatie voor een algemeen publiek niet erg toegankelijk is. Een tabel met cijfers is nog wel te volgen, maar een API meestal niet. Wie is dan de doelgroep van open data? Niet onze spreekwoordelijke buren, maar de intermediair. Deze intermediair heeft vele gezichten. Het kan een data-analist of programmeur zijn, maar ook een journalist, lobbyist, ambtenaar, student of leunstoelactivist.
De gemene deler is dat zij de data als bouwstenen kunnen interpreteren, analyseren, combineren of verwerken in websites, analysetools of apps. Zij kunnen ervoor zorgen dat de informatie wel bij de spreekwoordelijke buren terecht komt, bijvoorbeeld via een stuk in de krant, een app op iemands telefoon, via een campagne van een belangenorganisatie of via een raadslid of ambtenaar die informatie gebruikt om een beter plan met meer draagvlak voor te stellen.
Open data zijn de bouwstenen die via de intermediairs kunnen leiden tot versterking van de democratie. Het is bij het ontsluiten van open data dan ook van belang de juiste doelgroepen aan te spreken, waarbij overheden en intermediairs wel moeten weten wat de eindgebruikers nodig hebben om de politiek beter te kunnen volgen of om mee te kunnen denken.
Geduld is een schone zaak
De laatste reden waarom we nog wachten op de democratische revolutie waar open data aan bijgedragen heeft, is tijd. De makkelijk te ontsluiten datasets zijn beschikbaar. Maar het verbeteren van de kwaliteit van datasets, het afspreken van standaarden of het implementeren en prioriteren kost tijd. Zeker als op deze processen een niet al te strakke regie zit.
Overheden zijn zich meer dan ooit bewust van het belang van transparantie en open data. Met de Omgevingswet en Wet open overheid komen er binnen een aantal jaar veel meer interessante, en hopelijk goed gestandaardiseerde, datasets beschikbaar. Deze wetten geven ook duidelijkheid en geven antwoord op de vraag: wat moet er nu en hoe moet dit dan? De wetten zijn in aantocht, maar we moeten nog een beetje geduld hebben.
Open data laat nu al mooie resultaten zien voor economische innovatie met tal van toepassingen die mobiliteit, onderzoek en bijvoorbeeld weersvoorspellingen gemakkelijker maken. Met de juiste randvoorwaarden verkrijgen overheden duidelijkheid over hoe zij transparantie en open data in het alledaagse bestuur kunnen inbedden en krijgt de maatschappij de informatie waarmee zij beslissingen, geldstromen en prestaties van de overheid beter kan volgen en daarover kan meedenken. Met de juiste regie, focus en een beetje geduld wordt open data een belangrijke bouwsteen voor versterking van onze democratie!